Ga je 'met' of 'op' vakantie?
De twee voorzetsels zijn beide mogelijk, soms met verschil in betekenis.
Zowel met vakantie 'zijn' als op vakantie 'gaan' is mogelijk. Het bezwaar tegen op vakantie dat het een contaminatie is van 'op reis' en 'met vakantie', is niet juist.
'Op' vakantie zou volgens sommige naslagwerken gebruikelijker zijn bij katholieken; protestanten zouden gewoonlijk 'met' vakantie zeggen. Volgens andere naslagwerken is 'op' vakantie gebruikelijker beneden de Moerdijk (België inbegrepen) en 'met' vakantie in het noordelijke deel van het taalgebied.
De meeste taalgebruikers voelen overigens een betekenisverschil tussen 'op' vakantie zijn en 'met' vakantie zijn.
'Op' vakantie zijn heeft de meer letterlijke betekenis 'ergens verblijven als tijdverdrijf in je vrije tijd', terwijl 'met' vakantie zijn ook 'niet hoeven te werken, niet-actief zijn' (of, nog ruimer: 'weg') kan betekenen.
Vergelijk:
(1) Ik ga elk jaar naar Napels op vakantie. (Ook 'met' is hier mogelijk)
(2) Er moet wel wat werk worden verzet; we zijn hier tenslotte niet met vakantie. ('Op' is uitgesloten)
(3) Toen zijn zus dat zei, was haar verstand vast met vakantie. ('Op' is uitgesloten)
Méér op de supergeinige site van de Nederlandse Taalunie.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home